Ook kan alsdan van een herhaling van misdrijf in den zin van art. 25 van genoemd strafwetboek geen sprake zijn, omdat dit artikel slechts dan zijn toepassing kan vinden, wanneer de beklaagde icegens misdrijf terecht staat.

DE RAAD VAN JUSTITIE TE PADANG,

Gezien de stukken van het gerechtelijk onderzoek in de zaak van den beklaagde Siwen alias Sardani en het in die zaak op den 9en Juli 1887 door den Landraad te Padang gewezen vonnis, waarbij de beklaagde is schuldig verklaard aan: „diefstal na reeds vroeger wegens misdrijf tot meer dan een jaar dwangarbeid te zijn veroordeeld geweest" en deswege veroordeeld tot de straf van één jaar dwangarbeid buiten den ketting en in de kosten van het geding, met last tot teruggave van het als stuk van overtuiging gediend hebbende voorwerp aan den eigenaar of daarop rechthebbende;

Gezien de schriftelijke conclusie door den Officier van Justitie Mr. J. M. Brooshooft genomen en gedagteekend den lOen Augustus 1887 No. 139, daartoe strekkende, dat de Raad van Justitie het vonnis waarvan revisie moge bekrachtigen;

Gehoord het rapport van het lid rapporteur Mr. J. H. Lichtenbelt;

O. dat den beklaagde bij de acte van beschuldiging, overeenkomstig het bevelschrift van verwijzing, is ten laste gelegd dat hij, na reeds vroeger bij arrest van het Hoog-Gerechtshof van Ned.-Indië van 2 Juni 1882 No. 597 ter zake van poging tot diefstal met braak in een bewoond huis en het moedwillig toebrengen eener kwetsuur, welke geene ziekte of onbekwaamheid tot persoonlijken arbeid van meer dan twintig dagen ten gevolge heeft gehad, tot vijf jaren dwangarbeid in den ketting te zijn veroordeeld geweest, des voormiddags ten 9 uur van den 8en Juni 1887 op de passar Kampong Djawa een aan den Maleijer Si Sitin toebehoorende shawl, ter waarde van f 2.—, arglistig heeft weggenomen;