Een wettelijk bezwaar bestaat tegen de overbrenging der revisie naar de Raden van Justitie niet. Het bij het Regeeringsreglement (art. 102) en bij liet reglement der Rechterlijke organisatie (art. 157) aan het Hooggerechtshof opgedragen toezicht op de bedeeling des rechts kan desniettemin gehandhaafd blijven. Een bepaling is dan slechts noodig in den geest van art. 501 van het Suinatra-rcglement (Stbl. 1874 No. 045) en van art. 483 van het Celebes-reglement (Stbl. 1882 No. 22), volgens welke het Hooggerechtshof' bevoegd is zich afschriften te doen voorleggen van de door de Raden van Justitie te Padang en Makassar in revisie gewezen vonnissen, vergezeld van alle processtukken, ten einde zoodanige opmerkingen te maken, als het vermeenen zal te behooren.

Wie overtuigd is van de dringende noodzakelijkheid om de verouderde Nederlandsch-Indische wetgeving van 1848 te herzien, zal verheugd geweest zijn toen in het begin van 1892 het bericht kwam, dat de toenmalige directeur van justitie, Mr. W. A. Engelbrecht, een ontwerp tot herziening van het reglement op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie in Nederlandsch-Indië aan de Indische Regeering had aangeboden. Het is te betreuren, dat aan dit ontwerp geen publiciteit is gegeven. Zeer stellig moet het de moeite loonen kennis te nemen van den omvangrijken arbeid van een zoo bekwaam jurist als het tegenwoordig lid in den Raad van Indië, Mr. Engelbrecht. Het komt ons voor, dat publiciteit van dergelijke ontwerpen regel moest zijn. En zeker zou ook de waarde van de daaromtrent uit te brengen adviezen verhoogd worden, indien ze gesteld moesten worden in het vooruitzicht van publiciteit. Het persoonlijke, dat by ons Hollanders en vooral in Indië altyd zoo'n groote rol speelt, zou dan minder invloed kunnen doen gelden. Thans moet men zich vergenoegen met hetgeen de Java-Bode in zijn nummer van 30 Mei 1892 uit het ontwerp van den heer Engelbrecht weet mede te deelen. In hoofdzaak vinden wij daarin die hervormingen terug, welke hierboven door