O. dat tegen deze voorgestelde exceptie van niet-ontvankelijklieid der ingestelde vordering door den eersten geïntimeerde in appèl is aangevoerd, dat de grief, dat niet aan alle, belanghebbenden bevel was gedaan om bij de afgifte dier tweede grosse tegenwoordig zijn, aan appellante aanleiding had kunnen geven om zich op grond daarvan bij den Griffier tegen de verlangde afgifte te verzetten, doch, nu zij zulks niet gedaan heeft, immers zich alleen tegen de afgifte verzet heeft omdat de schuld reeds voldaan zoude zijn, dit ter comparitie begaan verzuim niet meer kan worden hersteld, door in den vorm eener exceptie van niet-ontvankelijkheid een bezwaar tegen de afgifte der tweede grosse op te werpen, daar de rechter, blijkens artikel 857 van het Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering, alléén te beslissen heeft over het geschil ter comparitie aangebracht;

O. dienaangaande, dat artikel 856 van het Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering geenerlei bepaling inhoudt, waaruit zou volgen dat belanghebbende partijen bij hare comparitie voor den bewaarder reeds dadelijk, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling zouden hebben op te geven, om welke redenen zij zich tegen de afgifte der tweede grosse verzetten;

dat werd zulks vereischt, voorzeker tevens uitdrukkelijk zoude zijn voorgeschreven, dat van de comparitie proces-verbaal moest worden opgemaakt, waarbij dc aanbieding van het bezwaarschrift of het mondeling tegen de afgifte in het midden gebrachte werd geconstateerd en overigens de noodzakelijkheid van eene dadelijke bestrijding ook daarom niet blijkt, omdat de bewaarder naar aanleiding daarvan toch geene beslissing mag nemen en volgens het voorschrift van artikel 857 eodem de Raad van Justitie, voor welken, in geval van tegenspraak, het geschil moet worden gebracht, daarop niet dadelijk uitspraak heeft te doen, doch eerst na eene summiere behandeling;

dat uit het bezigen van de woorden „tegenspraak" en „geschil" in dat artikel dus niet mag worden afgeleid, dat de wetgever zoude hebben geëischt, dat het verzet tegen de afgifte al dadeljjk met alle redenen omkleed zoude moeten worden,