in welke calvyn zelf nog bevangen was, verbannen hebben."

»Den geweldigen Calvijnschen geest, die op overtuiging gegrond is en overtuiging wekt, vinden wij ook nu nog in de merkwaardige verschijning van het Methodismus. Dat moest, de strengste leeringen van calvyn verbreidende, nog eenmaal in onze dagen tegen de Protestantsche flaauwheid met ernst cn straf optreden, en een dwingend geweld uitoefenen, dewijl het de grootste en diepste stukken der leere der zaligheid met eene kracht verkondigt, welke het ongeloof zelfs doet verstommen. Met deze grootheid gingen ook alle fouten en dwalingen van calvyn gepaard, toorn tegen degenen, die de duidelijkst-bewezene leerstukken met al hunne gevolgen niet wilden aannemen, onverdraagzaamheid en overdrijving."

»In onze tijden zien wij eene nieuwe, volmaaktere Kerk, die uit de puinhoopen van het oude gebouw verrijst. Van onze hoogte zien wij met eerbied op het begin der ontwikkeling terug, en zeggen van dezen Hervormer: «Ziedaar den man van hardheid, orde, kracht cn vastheid, die in zijn leven den twijfel nooit heeft gekend, en die zich als een kind der Heilige Schrift onderworpen heeft."

Eéne zwarigheid blijft, ook na deze schoone woorden van henry" , nog onopgelost: waarom calvyns 'werkzaamheid zoo zelden goed wordt begrepen? Henry antwoordt: »Hij was de tweede, en zijn geestelyk werk is moeijelijker te vatten." Maar waarom is het werk van dezen tweeden zoo veel moeyelijker regt te waarderen, dan dat des eersten ? Waarom kan een hagenbacii (en velen met hem')

\