«le kennis van socrates tot plato ver weien, hoewel Dr. ritter , hetgeen xekophon ons heeft nagelaten, voor eene nog meer eclile mededeeling houdt van hetgeen socrates leerde, en wel omdat xenopiiok , geene eigene philosophie hebbende, de gezegden, welke hij aan socrates toeschrijft, niet uitvindt, maar waarlijk eenvoudig mededeelt. Dit is zoo waar, dat het somtijds schijnt als of hij ze niet eens verstaan heeft. Maar hoewel de meerdere beperktheid van xenophon's geest hem lot een onbevooroordeeld getuige voor de afzonderlijke gezegden van socrates maakte, de meer met dezen verwante ziel van plato alleen kon den geest van socrates opvangen en wederkaatsen. Dat heeft hij gedaan in die dialogen, welke wij door een' van de geleerdste staatsmannen en tevens opregtste Christenen van onzen tijd met eerbied hebben hooien noemen het voortreffelijkste boek, na den Bijbel. De Steller vindt het voortreffelijke deels in den vorm, den waarlijk draraatischen aard dezer dialogen, welke hij ook door vergelijking met cicero doel uitkomen; maar ook bij dieper inzien in den inhoud zeiven. De socrates van plato vertoont een te diep gevoel van zedelijke schoonheid en goedheid, dan dat wij zouden kunnen twijfelen, wat hel voorwerp is, waaraan de meester zich geheel toewijdt en waardoor ook de leerling in zijne beschrijving zich leiden liet. Het is de heilige eerbied voor al wat goed, groot en waar is, welke de voornaamste waarde van plato ook nu nog uitmaakt. Zijn eigenlijk stelsel van wijsgeerle is, na tot andere leiding van gedachten aanleiding gegeven te hebben, voorbijgegaan; maar het was een voortreffelijk stelsel, dal al wat goed en edel is in de zigtbare wereld een daarvan onafhankelijk voorbestaan had in den hoogsten Geest. Het is het heilig gezag,