Schriften des Nieuwen Verhonds wordt aangetroffen, leggen wij onze denkbeelden in de navolgende uitlegkundige slotsom ter neder.

Als eene eerste oneigenlijke beteekenis, die mij toeschijnt, dat aan het komen van Jezus gehecht moet worden , noem ik de zegepralende uitkomst, die zijne zaak als Messias op aarde hebben zou. Zóó bezigt jEzrs het, mijnes inziens , als wij Hem tot zijne Discipelen zeggen hooren (9): » Wanneer zij u dan in de eene stad vervolgen, vliedt in de andere; want voorwaar, zeg ik u, gij zult (uwe reis door (10)) de steden Israëls niet geëindigd hebben, of de Zoon des menschen zal gekomen zijn." Vestigen wij op deze uitspraak nader onze aandacht, dan behoeft het ongerijmde gevoelen alsof jezus hier zou hebben willen voorspellen , dat binnen den bepaalden termijn de eigenlijke Messias op aarde verschenen zou, wel geene weerlegging (11); want die was Hij zelf, en dat Hij het was, daarvan had Hij ook toen reeds de overtuigendste subjeclive zekerheid. Ook kon onze Heiland hier geene bloote belofte aan zijne Discipelen willen geven , dat zy, door hunne uitzending voor eenigen tijd van Hem verwijderd, onder de vervolgingen, die hen troffen, niet noodig zouden hebben, om alle Joodsche steden te doorreizen, maar dat Hij vroeger weder persoonlek bij hen zou zijn. Toegegeven, dat deze

(9) Matth. X: S3.

(10) Deze van erasmus afkomstige invulling is gepast door de Onzen behouden.. — Het volgende, of de Zoon enz. is eigenlijk totdat, eojg av.

(11) Dat in onze dagen de geleerde 7 maar beruchte strauss dit gevoelen omhelst, is bekend aan alton, dis 's mans werk, das Leben Jcsu, gelezen hebben.