Mailura, eene naburige stad, in de beginselen der taalkunde en der welsprekendheid onderwezen was, kwam bij, -vijftien jaar oud, in zijne geboorteplaats terug. Hier was bet, dat hij aan allerlei zinnelijke vermaken en buitensporigheden, en vooral aan zijnen trek lot wellust zich begon over te geven. Deze laatste beheerschte hem zoo zeer, dat bij, God om de gave der kuischheid biddende, schandelijk genoeg er durfde bijvoegen, dat Hij dit echter niet terstond mogt doen, daar hij gaarne zijne lusten eerst verzadigen, en niet op staanden voel uitroeijen wilde. Deze verkeerde neigingen vergezelden hem naar Carthago, werwaarls hij vervolgens vertrok, en waar hij mei zijne letteroefeningen ook zijn onzedelijk, wellustig leven voortzette. Hier ging hij ook tot de secle der Manicheërs over, bij welke hij voor alstoen meende, de waarheid, naar welke hy zoo ijverig zocht, te zullen vinden.

Na verloop van eenigc jaren begaf hij zich naar Rome, waar hij de twijfelzuchtige wijsbegeerte der Akademikers begon te huldigen. Spoedig echter verliet hij Rome en werd naar Milaan verplaatst. Daar hoorde hij de voorstellen van den Bisschop ambrosius, met dit gevolg, dat hij meer en meer voor het geloof der Katholyke Kerk werd ingenomen en gewonnen, en weldra afstand deed van het Manicheïsmus, over hetwelk hij reeds sedert lang meer en meer onvoldaan was geweest. Intusschen hadden eene verregaande twijfelzucht en eene jammerlijke onzekerheid hem bemagtigd. Somtijds wanhoopte hij , immer de waarheid te zullen vinden, en meermalen bad hij God met tranen, hem in zijne verlegenheid te hulp te komen.

Niettegenstaande zijne vvijsgeerige twijfelzucht begon