zoo zou men nog Gods regtvaardig oordeel niet kunnen berispen. De mensch mag God niet ter verantwoording dagen (49). Ook is Hij de bewerker van 's menschen ongeluk niet. Dat heeft de mensch aan zich zeiven te danken, die in adasi gevallen is. God verkiest uit die door eigene schuld verdoemden slechts sommigen tot zaligheid, naar zijn vrijen, ondoorgrondelijken wil.

Daar wij thans het stelsel van augustinus in deszelfs geheelen zamenhang hebben overzien , zoo dunkt het ons hier de plaats te zijn, om nog de eenc en andere aanmerking, tot nader verstand en regte beoordeeling van hetzelve, in het midden te brengen.

Onze eerste aanmerking betreft den subjectwen oorsprong van dit stelsel, of de wijze , op welke het zich uit de eigendommelijke gesteldheid en den bijzonderen toestand van deszelfs Ontwerper ontwikkeld heeft.

Men heeft in augustinus als iets eigenaardigs opgemerkt eene zeldzame vereeniging van Mysticisme en Scholasticisme, of van diep, warm gevoel en scherpzinnig redenerend verstand. Deze beide rigtingen zijn ook, dunkt ons, in het voorgedragen stelsel gemakkelijk te herkennen. Het heeft een mystisch of gemoedelijk, en een intellectueel of verstandelijk beginsel in zich. De hoofddenkbeelden toch, die er als 't ware de grondzuilen van uitmaken, zijn de na-

(49) Dc corr. ct grat. 10. De praed. Sanct, 8.