voorgedragen stelsel. — Augustikus zelf, wel is waar, was niet consequent, dat wil zeggen, dat hij niet standvastig, niet steeds gelijk was in zijne overtuiging, maar eenige malen van gevoelen verwisselde. Eerst toch was hij Manicheër, naderhand verdedigde hij den vrijen wil "tegen de Manicheërs, en ten laatste herriep hij het vroeger bewezene weer, en ontwierp het stelsel, dat boven is opgegeven. Dit stelsel echter meenen wij met regt consequent te mogen noemen. Geeft men eens de praemissen toe, dan volgt het één noodwendig uit het andere. En in het consequent doorvoeren van zijne redenering betoonde augustihus ook geen den minsten schroom. De ongedoopte kinderen en allen , die, ook zonder hunne schuld, buiten het Christendom waren, hunne plaats bij den Duivel in het eeuwig vuur aan te wijzen, scheen hem weinig moeite te kosten. Het ging hem als een krijgsoverste, die, wanneer er eene vesting moet verdedigd , of een veldslag moet gewonnen worden, zich er weinig om bekreunt, hoe velen daarby sneuvelen.

Tegen die beweerde consequentie van augustikes stelsel zou misschien oppervlakkig kunnen schijnen te strijden, dat hij den mcnsch den vrijen wil ontneemt, en echter leert, dat God niet als in ongevoelige steenen ons heil uitwerkt, cn dal degenen, die met hun eigen hart in den Heer gelooven, dat met hunnen eigenen en vrijen wil doen. Maar deze tegenstrijdigheid is ook slechts schijnbaar. Want, wanneer atjgustikus zoo spreekt, dan heeft hij niet den mensch op het oog, zoo als hij is voor het ontvangen der genade, maar zoo als hij is na het ontvangen der genade. Dan toch heeft hij den wil ten goede, en doet dus al het goede gewillig. Die wil is derhalve wel vrij in wer-