hot beslaande uil der hoogle, zonder eenige ontwikkeling, hoe liet Ie verbeteren. Wat de Kerk betreft vinden wij niets dan eenen uitroep, I Stuk, bi. 39: » Hecht, ja klemt ü vast aan uwe oude Formulieren van eenigheid; — zorgt toch , dat geene Synode u de kroon uwer Kerk, uwe Formulieren onlroove!" Ook de Apostelen sproken van pilaren en fundamenten der Kerk, waaraan wij hechten , waarop wij bouwen moeten en van eene kroon, die wij ons niet moeten laten onlroovcn ; maar zij bedoelden oftze oude Formulieren niet en geene Formulieren hoegenaamd. Zelfs in eene aankondiging van v. d. k's geschrift in de Nederl. Stemmen, Fehr. 1838, wier Schrijvers zich in de hoofdzaak eens met v. d. k. verklaren, is teregt reeds aangemerkt, bi. 90, 91: »Niet tot de Formulieren, maar tot de bron aller waarheden onmiddelijk! tot het woord van God, Nederlandsche Gereformeerden en alle Christenen! Onderzoekt dat Woord!" Terwijl wij, nog meer in den geest van ' Christus en zijne Apostelen, in plaats van: beide oproepingen moeten zetten: «Hecht, ja klemt ü vast aan Hem', die Gods Woord zelf is, aan den levenden Christus; zorgt, Nederlandsche Christenen! dat niemand, niemand u van Hem afbrenge, uwen eenigen troost in leven en sterven, door wien alleen gij tot den Vader komt.'' En is dit laatste eerst regt Christelijk, wat zouden wij dan wel bekomen, zoo de zeer oppervlakkig door v. d. k. aangeduide herstelling plaats had? Nooit hebben — dank zij den levenden geest van Christus! — de doode letters der Formulieren in onze Kerk tot heerschappij hunnen komen: en als men ic dan nu eens slipt verbindend verklaarde, wat had men? Een dood paard aan eene ketting! Een corpus juris,