Let goddelijke er in le herkennen;" dan konden wij ons niet weerhouden van te zeggen: hoe waar is 't aldus , dat de mensch is naar Gods beeld geschapen! Of als wij met hem in plato's spelonk de menschen ons zagen geschilderd, als die daar heneden gekluisterd zitten , en van het licht afgekeerd, schaduwen voor het wezen aanzien , maar die, door opvoeding van die kluisters bevrijd, langzamerhand naar boven geleid en gewend moeten worden, om in plaats van schaduwen het wezen der dingen te zien en het zonlicht te aanschouwen ; dan gevoelden wij zelve reeds, wat ook van heusde zoo gaarne uitsprak, dat die omwending van het oog des geestes van de duisternis tot het licht, wel instemde met den eisch des Christendoms van »verlichting der oogen van de menschen, opdat zij zich hekeeren van de duisternis tot het licht." Niét minder werden wij bij de beschouwing van dien volmaakten staat, waarin allen als verschillende leden des éénen ligchaams zamenstemmen en zamenwerken tot het gemeene welzijn des geheels, voorbereid om te gevoelen , waarom Christus eene Gemeente gesticht heeft op aarde. Gelijk wij als het ware gewijd werden, om tot den drempel van het heiligdom der Christelijke godsdienst te naderen, wanneer onze Leidsman als een priester in heilige vervoering ons wees op het hoogste doel aller wijsgeerte en opvoeding, gelegen in » de gelijkvormigheid aan de Godheid, door regtvaardigheid en heiligheid, met wijsheid verbonden." En— dit vooral niet tc vergeten — wanneer hij met plato overal aanwees, hoe opvoeding, den geest in den mensch ontwikkelende en van trap tot trap opleidende opvoeding, alleen al dat groote en edele en goddelijke kan uitwerken ; dan begonnen onze oogen er voor open te gaan, om te zien, waarom ook jezus niet eene wet