van den staat, dat ieder, die intellectueele begaafdheid heeft, dere begaafdheid door hoogere studie ontwikkelt, maar dat het ook van groot belang is voor den staat, dat hij niet een te veel krijgt aan intellectueel geschoolden, zoodat zij de vraag naar ambten en beroepen, die hieraan beantwoorden onevenredig overschrijden en voor andere beroepen niet meer in aanmerking kunnen of wenschen te komen. Ik denk hierbij b.v. aan de talrijke H.B.S. diplomen, die thans reeds niet tot hun recht kunnen komen en waarvan zich noodlottige gevolgen voordoen. Tenslotte wordt verweten, dat niet gedacht is aan: de geleidelijke abdicatie van de hoogere beroepen voor de minder begaafde menschen,

die ze thans op grond van geboorte en gunstige levensomstandigheden vaak hebben kunnen innemen. Ook hieruit blijkt, dat mijn beknopt overzicht niet verstaan is (of niet wilde begrepen worden?) Uitdrukkelijk is mijn standpunt weergegeven, dat het bekleeden van beroepen (dus ook van de hoogere) niet enkel afhangen mag van intellectueele begaafdheid, maar van nog veel meer andere eigenschappen, waartoe ik o.a. reken: de wilsen karaktereigenschappen en „goed verstaan" ook somtijds traditiervoortzetting. Nog eens: laat de kritikus mijn Studiën-artikel eerst lezen en dan zal hij minder onjuist citeeren.

L.

BERUFSETHIK UND BERUFSBERATUNG

Bei der wissenschaftlichen und praktischen Arbeit für die Berufsberatung habe ich erstmals im Pharus (Donauwörth, Ludwig Auer 1917 Heft 6) darauf hingewiesen, dass die Analyse der Berufsarbeit zum .Zwecke der Feststellung der Berufseignung nicht bloss dieSchulkenntnisse, diekörperliche Beschaffenheit, die individualpsychologischen Eigenschaften der Schüler ins Auge fassen darf, sondern, dass auch die ethischen Voraussetzungen geprüft werden müssten. Diese ethischen Qualitaten, Charaktereigenschaften des Berufsanwarters, liegen freilich jenseits der mit psychologischen Massmethoden und psychologischen Schulbeobachtungen fassbaren, seelischeti Erscheinungen, aber für die Bewahrung oder das Versagen in einem Berufe sind sie ebensowichtig, wie jene. Ich bin nicht im Verdacht, die Schulkenntnisse und besonders die individualpsychologische Analyse zu unterschatzen. Ich habe im Gegenteil für die wichtigsten mittleren Berufe (Handwerk, Angestellte und mittlere Beamte) berufskundliche Analysen bearbeitet, die alle diese Einzelheiten berücksichtigen. Erstmals aber wurden von mir diesen Analysen auch Angaben über die notwen-

digen Charaktereigenschaften bezw. über Berufsfehler sittlicher Art eingefügt. Es ist wichtig, hierüber bei allen Interessenten Verstandniss zu wecken, weil in der Entwicklungsrichtung, die die moderne Berufsberatung genommen hat, das psychologische Moment zu sehr in den Vordergrund trat. Man darf nie vergessen, dass mit der psychologischen Feststellung der Berufsbedürfnisse und der Berufseignung nicht das letzte Ende des Beratungsproblems erreicht ist, wie ja auch mit der körperlichen Eignung noch nicht gesagt ist, dass ein Arbeiter nun auch seinen ganzen Mann stellen würde. Hinter allen körperlichen und geistigen Voraussetzungen für erfolgreiche Berufsarbeit müssen sittliche Krafte stehen. Mit der Entfaltung des Wollens muss Pflichtgefiihl verbunden sein; die Arbeit muss mit unbedingter Treue erledigt werden ; sittliche und religiöse Motive tragen jede Art von Arbeit. Es ware eine falsche Lebensregel, wollte man nur das, wozu man Lust und Liebe hat, tun. Zur Neigung und Anlage, die mitentscheidend bei der Berufswahl sein müssen, ist Pflichtbewusstsein als Leitmotiv unentbehrlich. sonst wird, trotz bester