deden een merkwaardig licht vallen op het uitgangspunt van de werkzaamheid van de genen, die zich bewegen op het gebied der volksontwikkeling en der beroepskeuze-voorlichting. De leider van het Beroepskeuzebureau te Stuttgart ontdekte daarin een scherpe tegenstelling. Nemen degenen, die de leiding hebben op het gebied der volksontwikkeling den mensch tot uitgangspunt van hun werkzaamheid, de beroepskeuzevoorlichting bepaalt zich op de eerste plaats tot het beroep en tracht van daaruit een oplossing voor dit vraagstuk te vinden. In den breede werkt de schrijver van het artikel deze gedachte uit en ofschoon hij gaarne wil erkennen, dat in de practijk zich het vraagstuk der beroepskeuze-voorlichting zeker ook op den mensch als mensch oriënteert, meent hij toch aan deze principieele tegenstelling te moeten vasthouden.

't Spreekt wel vanzelf, dat wij den schrijver hier in zijn gedachtengang niet kunnen volgen. We geven onmiddellijk toe, dat van de zijde van het beroep als zoodanig vele voorwaarden en gegevens onder het oog moeten gezien, om tot een afdoende oplossing te kunnen komen in het vraagstuk der beroepskeuze-voorziening, maar toch blijven we in den mensch als mensch den hoofdfactor zien, waarmede we ook in dit vraagstuk hebben rekening te houden en zoeken wij bij hem het uitgangspunt van werkzaamheid in dezen. De quaestie der beroepskeuze-voorlichting is in hoogste instantie een quaestie van paedagogischen aard, niet van sociale en maat¬

schappelijke beteekenis en de fameuze vraag „om den rechten man te brengen op de rechte plaats" dient op de allereerste plaats bezien te worden van den kant van den man of de vrouw en niet van den kant van maatschappelijke verhoudingen of sociale overwegingen. In de practijk van het leven zullen beiden dikwijls niet zijn te scheiden, omdat ze te veel in elkander vloeien; wanneer het echter gaat over beginsel, meenen we aan die opvatting te moeten vasthouden, omdat we anders vreezen, dat in het vraagstuk der beroepskeuze-voorziening te veel de materieele zijde naar voren zou komen, ten koste van de hoogere overwegingen of duidelijker nog, dat het vraagstuk te veel zal geregeld worden uit overwegingen, ontleend aan de gemeenschap met verwaarloozing van de overwegingen, aan het individu ontleend. We willen met dit laatste niet zeggen, dat een en ander zoo sterk bedoeld is door den schrijver van het artikel, doch meenden van den anderen kant toch even het licht te mogen laten vallen op de consequentie, waartoe een dergelijke opvatting zou kunnen leiden. Hiermede zijn eenige hoofdgedachten weergegeven van het lezenswaardige artikel in Arbeit und Beruf. We meenden goed te doen bijzondere aandacht er voor te vragen wijl zulke principieele opvattingen in dat artikel tot uiting komen. Mogelijk biedt de volgende jaargang van „Aanleg en Beroep' nog gelegenheid om op het beginsel-vraagstuk der Beroepskeuze-voorlichting uitvoeriger terug te komen. *

¥