dien uitstort over de menschcn , dien Hij aan hen mededeelt, dien Hij uitzendt in hunne harten. Ontelbare malen komt deze Heilige Geest voor als het groote Godsgeschenk, als datgeen wat in den mensch gewerkt wordt, hetgeen wij, daar het minder tot ons onderwerp behoort, alleen in het voorbijgaan opmerken. Maar ook niet zelden spreekt de Apostel van dien Heiligen Geest als eene middeloorzaak, door welke de mensch het heil in Christus deelachtig wordt, en in zoover als verklarende, of liever opgevende de wijze, hoe God dat alles, wat wij door Christus hebben , in ons werkt. Zoo wordt de Heilige Geest voorgesteld als werkende al de gaven, die in de Christelijke Gemeente zijn, tot bevordering der zaligheid van die Gemeente zelve in het algemeen, en van al de leden in het bijzonder, en wel zoo dat deze uitdeelt aan een iegelijk gelijkerwijs Hij wil, dat is, naar zijn vrijmagtig, maar öok liefderijk welbehagen (7). Zoo wordt de Heilige Geest Gods genoemd, als door welken de Christenen verzegeld zijn lot den dag der verlossing (8); aan Hem de vernieuwing der Christenen toegeschreven, opdat zij, geregtvaardigd door Gods genade, erfgenamen zouden worden van de hoop des eeuwigen levens (9). Hij heet der Christenen zwakheden te hulp te komen, zoodal, terwijl deze niet welen, wat en hoe zij bidden zullen, de Geest zelve voor hen bidt in verzuchtingen, die met woorden niet uitgesproken zijn (10^. De God der hoop vervult hen in het gelooveu, met blijdschap en vrede, opdat zij overvloedig zouden zijn in de hoop, door de

(7) 1 Cor. XII: 4—11. (9) Tit. III; 5—7.

(8) Ejili. IV; 30. (10) Rom. VIII: 26.