verzetten en die aangelegde banden en boeijen verbreken : — de nieuwe wijn zou de oude ledereu zakken doen barsten en beide zouden verloren gaan.

Doch uit welk oogpunt ook beschouwd; uit dat van het Oude of dat van het Nieuwe Testament; de zaak blijft dezelfde. Het eene met het andere is niet le vereenigen. Zulk eene vereeniging is onnatuurlijk, niet voldoende, niet duurzaam, niet denkbaar en vindt in de geschiedenis hare wederlegging.

Onnatuurlijk is zulk eene vereeniging. Dit volgt uit de verschillende natuur van het Oude en Nieuwe Verbond. — Wij willen nu niet in allen deele dat verschil nagaan , maar hetzelve slechts aanwijzen naar aanleiding en inhoud van onze gelykenissen. In tweeërlei opzigt doet zich dit verschil hier aan ons voor. In het Oude Testament heerscht een droeve, in het Nieuwe een blijde geest. Men versta ons wel; de meening is niet, alsof in het eene slechts Klaagliederen en niet ook blijde lofpsalmen ; slechts bedreigingen en niet ook beloften zouden gevonden worden. Of dat in het Nieuwe alleen, «Verblijdt u en wederom verblijdt u," ons zou worden toegeroepen, en niet ook van eene droefheid naar God zou worden gewaagd. Of dat de liefde Gods daarin alleen van hare vertroostende, niet ook van hare ernstige zijde ons zou worden voorgesteld. Neen, maar wij spreken van den geest, die in beide is heerschende, en meenen dan dien des Ouden Verbonds (vooral met betrekking tot de wet daarin gegeven en welke daarin zulk eene aanmerkelijke plaats inneemt) een' droeven geest te mogen noemen. De Zaligmaker zelf biengt ons op die gedachte en versterkt ons in die gedachte. IIij