Heiligen -vereering, dat Priesterschap, alle die instellingen vervolgens in de Kerk des Heeren ingevoerd , schoon ook gedeeltelijk van de Heidenen overgenomen, waren grootendeels toch in den geest en naar het voorschrift des Ouden Verbonds. Dat wettische en werkheilige, met hoeveel zorg en moeite men het ook zocht staande te houden, wat heeft het uitgewerkt? Wat anders, dan dat het onpassende en onbestaanbare daarvan zich telkens deed gevoelen. De geest des Christendoms heeft zijn leven en zijne kracht nooit geheel verloochend, maar die banden gedurig verbroken, dat juk telkens zoeken af te werpen. Die schokken en scheuringen, die van tijd tot tijd ontstonden , deden zien, dat die van buiten aangebrogte omkleedsels aan het Christendom niet natuurlijk eigen waren, maar een vreemde tooi was, waarmede men hetzelve meende te sieren. Nog gedurig blijkt het, dat menschelijkc vormen en voorschriften, aan den geest der oude wet ontleend, waarin men het nieuwe leven des beteren Verbonds wilde voegen en daarmede vereenigen, zich zelden lang staande houden en op den duur niet bestand zijn legen den voorlwerkenden geest des Christendoms.

Het is niet anders en de geschiedenis leert het niet anders. De waarheid, door den Heer der Kerk verkondigd, wordt door de eeuwen henen bevestigd: Het Oude Verbond is met het Nieuwe, het Nieuwe met het Oude niet te vereenigen!

IV.

Letten wij nu nog op dc wenken die ons hier gegeven worden.