als eene noodzakelijke vervulling tier dingen, die van Hem geschreven waren (52), welk laatste in de Evangelieën uitdrukkelijk met Gods wil en raadsbesluit verwisseld wordt (53).

Bij deze voorstelling des Heeren van de oorzaak van zynen dood, in betrekking lot God, kunnen wij de vraag niet onderdrukken naar de redenen, die God bewogen, zijnen geliefden, ééngeboren' Zoon over te geven aan den wreedsten dood; en aan wenken hieromtrent ontbreekt het ons ook niet geheel in de gezegden des Heeren, volgens welke wij die redenen vinden in zijne oneindige liefde (§ 5). Wordt God, door jezus voorgesteld als de landman, die van de ranken van den wynslok, waarmede jezus zyne Discipelen vergelijkt, vruchten wenscht, en daarin zijne heerlijkheid stelt (54), in de gelijkenis van de vvederspannige landlieden is Hij die huisheer, die van zijnen wijngaard vruchten wil inoogslen en daartoe zijne dienstknechten tol de landlieden afzendt, en hen zelfs aan mishandeling en dood blootstelt en overgeeft. Waaruit reeds volgt, dat God ook zijnen Zoon aan het menschdom gaf, zelfs tot in den dood, om hetzelve te zien bloeijen en geestelijke vruchten te zien dragen van zedelijke volkomenheid, en dat dus de reden zoowel van zijne zending, als van zijne overgave ter dood, gelegen is in Gods volmaakte, der

komt, als men bedenkt dat jezus het vergelijkend overstelt tegen hetgeen weleer mozes gedaan had, overeenkomstig eene uitdrukkelijke Goddelijke verordening. Num. XXI: 8. — Luc. XXIV: 46.

(52) Luc. XXIV : 44 , 46. Matth. XXVI: 24.

(53) Verg. Matth. XXVI: 54 met Joh. XVIII: 11. Matth. XXVI: 24 met Luc, XXII: 22.

(54) Joh. XV: 1,2,8.