heid ; /.ij zouden de dooi' Hein uitgesprokene waarheid voortdurend aan de merischheid verkondigen en haar zijne genade loedeelen (28).

Doch waar wordt nu dit Primaat en Episcopaat gegevonden ? Er . zijn onderscheidene kerkafdeelingen met zulk eene inrigting, bij de Engelsche Episcopale, de Armenische, Syrische, Grieksche, enz. Waar is de ware Kerk ?

Zoo gaat de Schrijver over lot zijn tweede stuk, de beantwoording der vraag : hoe en vfaarop moet de Christelijke Kerk hare aanspraken op waarheid en gezag bij voortduring gronden? Wij willen hem hierbij niet zoo bepaald op den voet volgen daar zijne gronden of veelal dezelfde zijn , waarvan zich de Roomsche Kerk altijd bedient, of reeds uit het voorgestelde kunnen vt orden afgeleid. Maar sommige zijner voorstellingen verdienen de opmerkzaamheid, opdat er uit blijke, hoe hij door eene geschikte en behendige wending de verkeerde werkelijkheid zijner Kerk tot een

(28) Christus gaf zijn leven aan- en legde zijnen geest in- de zijnen. Hij schreef geheel geene uitwendige vormen of inrigtingen voor. De Apostelen gaven aan de Gemeente die inrigting , welke de geest huns Ileeren in hen voor die tijden als de beste aanwees , maar bepaalden voor bet uitwendige niets voor volgende eeuwen. Gemeenschappelijk geloof in Christus en onderlinge verbindtenis door den band der liefde vereenigen door alle tijden de Gemeente. De kerkelijke vorm, de uitwendige inrigting moet zich steeds rigten naar tijden en gelegenheden. Hoe reiner en volmaakter de geest van Christus in de Gemeente woont, of hoe volkomener het Koningrijk Gods onder haar is, des te betere kerkelijke inrigting zal die gfeest zich steeds geven, en daardoor bij zich zelve en om zich henen het Koningrijk Gods steeds bevorderen.

Be Schrijver, worstelende met een beter gevoelen, komt met zjch zeiven m strijd, als hij straks de geheele gemeente , en nu de verft gemroordigende Kerk den in de menschheid voortlevenden Christus noemt.