lijke Kerk erkent ook de onvolkomenheid der zigtbarc Kerk, welke uit het egoïsme en de driften der valsche leden voortvloeit, maar zij ontkent, dat deze onvolkomenheid ooit 100 verre gaat, dat zij tot onwaarheid en valschheid wordt (43). Niet de enkele leden, maar de hoogere gemeengeest der Kerk bezit deze onfeilbaarheid. Dit gevoelen grondt de RoomschKalholijke Kerk op de noodzakelijkheid dier onfeilbaarheid lot onderhouding en voortplanting van een Christelyk leven. Zij kan zonder dezelve niet aan het doel van ciiristus beantwoorden ; Hem eene Gemeente te onderhouden, te -volmaken en uit te breiden.

Wat noodzakelijk is, heeft de Heer gegeven. De beantwoording van twee vragen zal zulks bewijzen: 1°. Heeft ciiristus zijne Apostelen met een gezag bekleed , dat op onfeilbaarheid aanspraak kan maken ? 2°. Is ook de Lite re Kerk met dit gezag toegerust ?

Door hunne vorming en opleiding werden de Apostelen niet onfeilbaar, maar bleven aan dwaling onderhevige menschen. Maar Christus schonk hun den geest der waarheid. Doch wordt die geest niet aan eiken Christen beloofd? Ja! maar boe meer opleiding , hoe hoogere ontvangbaarheid voor den Heiligen Geest; dus bij de Apostelen boven allen, en daarnaast bij hunne medehelpers en leerlingen. En elk ontvangt den geest lol het beroep, waarin God hem gesteld heeft: Hij heeft sommigen gesteld tot Apostelen. Hoe en in welken omvang de Apostelen dien Geesl ontvingen, is in zeker opzigt niet te ver-

(43) 1 Cor. II; 11, 14. De Schrijver is hier in Jijnrcgteu strijd met het zoo straks gezegde.