niet zóó mei Hem vereenigd zoude zijn, die zoude worden buitengeworpen (1). En het was zijne laatste bede voor de zijnen , gedurende zijn sterfelijk leven , dat zij onderling en met Hem één mogten zijn, gelijk Hii één was met zijnen Vader (2).

Wij zouden dus het Christendom zelf wel niet beter kunnen bepalen, dan door het te noemen: eene vereenig in g van menschen met Christus en onderling. Om derhalve het Christendom regt te kennen, om le weten, waarin het gelegen zij, hoe het worde daargesteld, wat het eische en wat het aanbrenge, is het onontbeerlijk die vereeniging te kennen, door welke hetzelve wordt daargesteld.

Bij den Apostel, in wiens schriften over het geheel de uitgebreidste en veebijdigste ontwikkeling van het Christendom gevonden wordt, treffen wy ook in deze zaak het meeste en duidelijkste onderrigt aau (3). Belangrijk mag uit dien hoofde gewisselijk genoemd worden een onderzoek naar Paulus voorstelling van de vereeniging der door Jezus Christus verlosten met Jezus Christus en onderling.

Indien wij dit onderzoek volgens den vorm, waarin wij hier het onderwerp hebben opgegeven, wilden inrigten, dan zoude het zich van zelf in twee deelen scheiden, waarvan het eerste zich zoude moeten bepalen bij de vereeniging der verlosten met jezus Christus , en het tweede bij hunne onderlinge vereeniging. Bij zulk eene vcrdeeling zouden intusschen eene menigte herhalingen onvermijdelijk zijn; daar in velerlei opzigt de Christenen op dezelfde wijze

(1) Joh. XV: 1—7. (S) Joh. XVII: 21.

(3) Uitnemender is intusschen, naar het mij voorkomt, de voor«telling van den Heer zeiven. Door paulus daartoe opgeleid, tullen wij 's Heeren voorstelling te beter vatten.