voor iets anders dienen, dan ginds. Z,oo de7.e godsTrucht niet van aardsch voor- en nadeel wordt afgebragt en alleen op Christus gerigt, verschilt 7.ij luttel van het bijgeloof der Heidenen, die aan hercules de tienden beloofden van hun goed , om rijk te worden , en aan esculaap een haan, om van eene ziekte te herstellen. Hoe? God bidt gij, die Heiligen aanroepende, dat gij niet vroeg moogt sterven? en niet veel liever, dat Hij u een beter hart schenke, opdat, waar u de dood overvalle, hij u niet onvoorbereid vinde? Wat bidt gij eigenlijk? Dat gij zoo lang mogelijk moogt zondigen! Gij bidt rijkdom, en weet den rijkdom niet te gebruiken. Bidt gij dus uw eigen verderf niet af?"

Als een' vijfden regel geeft hij daarna op, dal men altijd van de zigtbare wereld tot de onzigtbare opklimme; waartoe hij ook, vooral wat het oude Verbond betreft, de allegorische uitlegging aanbeveelt, en origenes voorbeeld hierin ter navolging voorhoudt. Maar overigens zijn in deze afdeeling allerbelangrijkste waarschuwingen tegen de zinnelijke eeredienst, waarin de Christenheid toen meende, dat de godsdienst bestond. Bij hel Avondmaal baat niet het gebruik van jezus vleesch en bloed, zoo wij niet één geest zijn met Christus , en Hem, die zich voor ons heeft opgeofferd , onze driften en zonden ten offer brengen. In de vereering der Heiligen baat het niet, hunne asch en beenderen aan te raken en waskaarsen voor ben op le steken; maar hunne deugd na te volgen en aan Christus in zijne Heiligen gelijk te worden. In eene uilweiding, die, zoo als men welda voelt, in het eerste opstel van dit bock, gelijk liet voor dien krijgsman geschreven was, zekerlijk wel niet gevonden werd, tast hij daarna eene menigte van dwalingen