cliaam uit • des ligchaams hoofd is jezus Christus , Christus hoofd is God. U geschiedt, allen geschiedt, Christus geschiedt, Gode geschiedt, al wat aan ieder lid geschiedt, hetzij goed, hetzij kwaad. Dit alles is één: God, Christus, ligchaam, leden."

Onder de volgende regels, welke wij niet alle kunnen aanhalen , is de elfde opmerkelijk: » Twee gevaren belagen vooral de vromen, het eene, dat zij vallen, als de verzoeking daar is, het andere, dat zij na de overwinning tol geestelijken hoogmoed kunnen vervallen. Wat het eerste betreft: herinner u, dat gij in chbistus alles vermoogt, en Hij niet alleen aan de Apostelen, maar ook aan u en ook aan zijne minste leden heeft gezegd: » Hebt goeden moed, ik heb de wereld overwonnen." Wat het tweede aangaat: zoo gij na doorgestane verzoeking of na eenig goed werk eene innerlijke vreugde des gemoeds gevoelt, let dan zorgvuldig op, dat gij hier niets van aan uwe verdiensten toeschrijft, maar het geheel aan Gods onverdiende gunst dank weet. » Wat hebt gij, dat gij niet ontvangen hebt, en zoo gy het hebt ontvangen , wal roemt gij, alsof gij het niet ontvangen had^"

In den zeventienden vinden wij het volgende: » Er is een, boven alles krachtig , middel tegen ieder soort van tegenspoed of verleiding — het kruis van Christus. Dit eene is den dwalenden een voorbeeld , den zwoegenden eene lafenis, den strijdenden eene wapenrusting. Niet, als men dal kruis gebruikt, gelijk de groole menigte, die de geschiedenis van 'sHeeren lijden dagelijks leest, of het teeken des kruises aanbidt, of met duizenden kruisjes het geheele lijf voorziet, of een stukje van het heilig hout le huis bewaart, of op vaste uren het sterven van christus herdenkt, en Hem