den Heer yinet gekozen, zegt over den invloed der godsdienst op het leven van den mcnsch: » De Godsdienst moet alles zijn of zij is niets in het leven, dit geldt omtrent de heirekking, waarin zij staat lot de verschillende vakken van menschelijke wetenschap cn werkzaamheid. Zij is het, die in elk gebied moet heerschen ; zij , die het middenpunt van alle sferen moet zijn ; zij , die hel eerste beginsel van alle wetenschap en de verhevensle drijfveer van iedere daad in zich moet bevallen, of zij is niets meer. Ieder waar idéé is, na geheele ontleding, met de godsdienst verbonden, oindat alles wat bestaat op dezelfde wijze met God is verbonden."

«Indien wij Manicheën waren, indien wij het beslaan van twee heerschende grondoorzaken stelden, het eene goed, het andere kwaad, en geloofden aan ieder van deze twee grondoorzaken een gedeelte van onze natuur verschuldigd te zijn, aan de eene onze ziel, aan de andere ons ligchaam, dan zou hel zoo even gezegde geen' zin hebben, en de strekking van verscheidene verhandelingen van den Heer yinet geheel in tegenspraak met de godsdienst zijn; dan zou de godsdienst uitsluitend de zaak der ziel, van den geest, der bespiegeling zijn; de stof, en alles wat van verre of nabij op dezelve betrekking heeft, zou onder het gebied van het kwaad behooren, en door den godsdienstigen mersch moeien verworpen worden, als de zuivering zijner ziel weêrhoudende en derzclver veerkracht verslappende. Dan zou het toepassen der godsdienstige waarheden op de Staatkunde, de kunst, de nijverheid, eene ten eenenmale onheilige en dwaze onderneming zijn. Maar wij gelooven, dat de eenige, heilige en goede God, onze ziel en ons ligchaam heeft geschapen, dal Hij ze geschapen heeft beid^