goed en in een slaat van volmaakte harmonie. Daar dit ,1U 'i0° is> i'j" wij niet gemaakt, om slechts te Lidden en ons aan bespiegelingen over te geven: wij zijn gemaakt om in gemeenschap met anderen te leven, om de natuur te onderwerpen, te gebruiken, te veredelen. Er is dus een maatschappelijk leven, er is eene wetenschap, er zijn kunsten, er is eene nijverheid overeenkomstig datgene ingerigt, wat God wilde, dat wij zijn zouden, toen Hij ons geschapen heelt; er is een maatschappelijk leven, eene wetenschap, er zijn kunsten en eene nijverheid, die zich zouden ontwikkeld hebben, indien de mensch niet gezondigd , indien hij eenvoudig aan Gods gebod gehoorzaamd had, Gen. I: 28. Trouwens, indien het Evangelie Gods woord is, indien het de kracht Gods is om te behouden hen die gelooven, moet het ons niet alleen zeggen, hoe wij God moeten beminnen en aanbidden, en ons in staat stellen, om het te doen; het moet ons ook duidelijk of ingewikkeld leeren ten aanzien van onze evenmenschen en de natuur buiten ons, met ons ligchaam te zijn en te doen, hetgeen wij voor de menschen en de natuur zouden geweest zijn en gedaan hebben , indien de eerste mensch niet gevallen ware, indien wij van hem het noodlottig erfgoed der zonde niet ontvangen hadden."

»Het komt ons meer en meer nuttig voor op deze wijze van zien aan te dringen, omdat vele overigens zeer opregte en vrome Christenen aan eene soort van strijdigheid tusschen het Christelijke leven en de meeste der gewoonten van de uiterlijke menschelijke werkzaamheid schynen te gelooven. Er is niet gezegd, dat men niet Christen en letterkundige, Christen en staatsman, Christen en beoefenaar van kunst zou kunnen zijn; dat men niet in al deze werkzaamheden en