baan baart hem smart en bekommering. Ach, hoe hulpeloos is hij, en zelfs van den tlooil mag hij ï'c'' geene verlossing van kwelling beloven! Welk een onderscheid tusschen hem en den naast hem gekruisigden jezus! Wat hij vroeger van en over Hem ge~ hoord heeft en wat hij thans ziet, vervult hem mee1' en meer met achting, met eerbied, voor Hem, die ook in de diepste vernedering zoo zuiver menschelijk groot was. Terwijl hij in zijnen geest overlegt of hij het zoude durven wagen , den mededoogenden vriend van zondaren nog in dezen laatsten strijd on1 een vertroostend woord lastig te vallen, verneemt xijn oor de tergende taal van den derden kruiseling. D1' snijdt hem door de ziel; met edele verontwaardiging herinnert hij hem het lot, hetwelk hun beide weldra moet te beurle vallen, en belijdende, dat 7-'J naar regt voor hunne euveldaden aan hel kruis boetten en dus met onderwerping hun lot moesten dragen, verklaart hij volmondig jezus onschuld, ten aaiihooren van het Hem smadende gemeen en de lasterende priesters. Zijne ziel deelde reeds niet meer in de» raad der goddeloozen. Doch dit is hem niet genoeg» dat hij de partij voor jezus opgenomen heeft; dit schijn1 hem nu ook eenig regt te geven, om den verhevenen aaO te spreken en zich met woorden des geloofs.' zoo a's toen niemand durfde uilen , en met eene verzekerdheid des gemoeds, zoo als toen niemand had, zij" eeuwig lot, het heil zijner ziele, aan jezus aan te bevelen. Wij hebben niet te vragen: vanwaar zulk een diep inzigt in den heerlijken, maar toen verborgenen raad Gods? Het zij ons genoeg, dat hetzelve wezenlijk bestond en de waarachtigheid zijne' bekeering niet mag betwijfeld worden, wanneer me,J acht geeft op de heilbelofte van jezus.