» Dio zegt Jat hij in Hem (in Christus) blijft, die moet ook zelf alzoo wandelen, gelijk Ilij gewandeld heeft" (39). Hetgeen ons levens eene proeve is, hoe hij johannes het leven naar Gods geboden en hel leven in de gemeenschap met ciiristus door hel geloof in elkander vloeit. Het is dan ook aan johaksës eigen, geheel anders dan het bij paulus is, om bij/onder Ie wijzen op hetgeen jezus verkondigd heeft} le vermanen: «Heigeen gij van den beginne gehoord hebt, dat blijve in u," en van bet oude gebod te spreken, dat de Christenen van den beginne gehot

hadden (140).

Deze proeven bewijzen genoegzaam , dat johasnes het leven uit een goddelijk beginsel, hoewel hij het kent en in alle zijne kracht voorstelt, niet zoo scherp scheidt van een leven naar bepaalde goddelijke voorschriften, als wij dat bij paulus zien; en dat dus het onderscheid tusschen leven uit hel geloof en leven naar do wet ook bij hem zoo scherp niet is geleekend , als het in de leer van dezen voorkomt. Willen wij er nog ééne sterk sprekende proeve bijvoegen, wij vinden die in de verwisseling van het begrip van zonde met dat van afwijking van de wet (avofiia). Hij zegt tod' niet alleen, «alle en elke afwijking van de wet ƒ zonde" (41). Maar veel sterker nog drukt hij het uit, alsof het eersle begrip het voornaamste is en tevens de geheele bepaling van het tweede bevat. »Ee» iegelijk die zonde doetzegt hij, »doet hetgee^ tegen de wet is; want de zonde is afwijking van ® wet" (42). Ecnc bepaling, die, hoe waar dezelve oo

(39) 1 Joh. II: 6, verg. 3-5. (40) 1:5. II: 7 en 24. III-11, (41) V : 17. (42) III ï