ii. heemskerk , tliün3 Predikant bij de Remonslrantsche Gemeente te Haarlem (Specimen Doctrinae Theolo(jicae, (juo inquiritur in notionem tijg ficcadiiag tojv ovquvwv, tov Qtov, tov Xqiarov, ex mente Jesu Christi, Amst. 1839). Dc Schrijver, die in zijne inleiding iets zegt van de verschillende opvattingen van dit begrip door de uitleggers, en opmerkt, dat door de uitdrukkingen Koningrijk der Hemelen en Koningryk van God of van Christus hetzelfde wordt te kennen gegeven , beschouwt die zaak wel als een geheel, namelijk als het rijk van den Messias, zoo als hij dat in een overzigt aan het slot nog duidelijker opgeeft, maar meent toch, op voorgang van grotius, dat het Koningrijk der Hemelen bij jezus nu beleekent den staat van het Messiasrijk in dit leven, dan weder den slaat der toekomstige huishouding, en onderscheidt dus twee tijdperken, omtrent welke hy afzonderlek het gevoelen van jezus zeiven ontwikkelt. In het eerste let hij op den Koning, den aanvang, den voortgang, den omvang en de natuur van het Koningrijk der hemelen, de daarin heerschende grondwet van geloof en bckeering, den aard der ware burgers van hetzelve, en eindigt met een algemeen overzigt over deszelfs staat op aarde. In hel tweede merkt hij op, wanneer dat rijk der toekomende eeuw begint, hoe het wordt ingewijd, welke de burgers zyn en hoedanig de goederen zyn van hetzelve. Daar de grond van den vorm, waarin dit denkbeeld voorkomt, reeds in het Oude Testament en der Joden voorstellingen, aan welke jezus zich in zijn onderwijs verstandig aansloot, gezocht moei worden, doet de Schrijver met wijsheid een voorbereidend tijdperk voorafgaan, in hetwelk hij eerst de voorstellingen des Ouden Tes-