nierken. Zijne vijanden beschuldigden item dus ook, b. v. op deze wijze: » Deze leeraar, joh. wiklef, heeft het Evangelie, 'l welk Christus aan de Geestelijken heeft toevertrouwd, uit het Latijn in de Engelsche taal (niet in die der Engelen) overgebragt; en aldus de Evangelische parel door -varkens doen vertreden" (6). En hij zelf loonde het op alle wijzen, dat Evangelie zijne leus was, dat zijn zin en lust was, juist het Evangelie onder het volk te brengen en daardoor de Pauselijke tirannij te bestrijden. Wel vertaalde hij den gansehen Dijbel, maar opdat het Evangelie des te beter begrepen mogt worden. Dit laatste legde hij bij voorkeur uit. Hij leverde cene harmonie der Evangelieën en verklaringen van het Gebed, de Bergrede en de Afscheidsredenen onzes Heeren jezus Christus ; zelfs de tien Geboden legde hij niet uit, dan van het Christelijk standpunt., zoodal zij hem slechts eene aanleiding waren lot eene regt Evangelische opwekking lot deugd en heiligheid uil liefde jegens God en christu9. En zijne geheele zienswijze heeft hij duidelijk uilgesproken in de woorden: «Christenen moeten vele moeile besleden aan het lezen der Heilige Schrifl, en vooral van de vier Evangelieën' (7).

Van wiklef, den leermeester,, ga ik over op huss, den leerling, die door het lezen van wiklef's schriften het duidelijk inzigt van het bederf der Kerk

(6J HeNR. de KNÏGTHON bij GIESELER , II. 3. p. 29Ö.

(7) Zie de plaats bij groneman , Diatribe in Joh. Wiclcfli vitam, incjcnium, scripta, p. 167. En vergelijk de recensie \an deze Verhandeling in ons Tijdschrift, 1838, II, bl. 385 , 386 de noot.