moet en hel opzien lol God cn ciiristus , wier /.aak het Bijbelgenootschap behartigt, ons kan bemoedigen.

De Predikant a. verwey bz. , Medebestuurder der Lcidsche Afdeeling, doet ons in zijne Feestrede [Leid. J 83Ü) het hoog bestel van Gods voorzienigheid eerbiedigen in de vestiging des Bijbelgenootschaps, als uil kleine beginselen cn in weerwil van allen tegenstand ontslaan, en als overeenstemmende met het groole doel van God, aller menschen zaliging. En voorls doet hij opmerken, hoe in deze zaak stof is lot blijdschap voor ons, als menschen, die in onzer mede«nenschcn geluk ons verheugen, als burgers, daar het Bijbelgenoolschap een gedenklecken is van den lijd der verlossing onzes Vaderlands en een bewijs, dat er in ons land nog veel goeds wordt gedaan , en er in het bijzonder op gewerkt wordt, om ook aan onze Javaanschc Kolonie eene Bijbelvertaling te verschaffen, en eindelijk als Christenen, daar het Genootschap strekt lol uitbreiding des Chrislendouis cn vercenicinir

° o f5

van allerlei Christenen onderling cn alzoo tol eere van God en ciiristus.

De Devcnlcrsche Predikant a. verwïs beschouwt in zijne feestrede (Deventer 1839) hel vijfentwinligjarig beslaan des Nedcrlandschen Bijbelgcnoolschaps als de waardige sloffe eencr godsdienstige feestviering, zoo wegens hel uitnemende der zaak , voorlvloeijende uit de hooge waarde des Bijbels cn de dringende behoefte aan denzclven, cn wegens hel pliglmalige der deelneming aan die zaak, waartoe godsvrucht zoowel als inenschenliefde dringen, als ook wegens het vele goede, daardoor reeds voorlgebragt, zoowel reglslreeks in de bereiking van het doel des Genoolscliaps, als mede iu de naauwcrc verbinding \an Christenen van