zakdoek en een gekleurde das, en ontvingen zelf een zware zwarte rol tabak. Na deze gebruikelijke plichtpleging scheen de wederzijdsche trouw verzekerd.

Toen het gesprek :

Het speet den hoofdman zeer : de missionarissen konden hier wel ongehinderd doortrekken, maar hier lang verblijven mochten zij niet, mocht trouwens geen enkele Europeaan. Dat wilde zijn koning niet toestaan; de koning vreesde voor vijandelijke invloeden, en hij, het opperhoofd, was maar een ondergeschikte, een slaaf. De koning had deze kraal kort geleden veroverd, de bewoners waren schatplichtig; grootvee fokken werd zelfs niet toegestaan, alleen schapen en geiten houden, en aan landbouw doen. Zoo de

vreemdelingen misschien wilden ruilen ?

Als de karavaan verder trok, dien avond, heel treurig klonk het Salve Regina uit den tweeden wagen. Weinig spraakzaam waren de missionarissen en hun leekebroeders onder het opslaan van het kamp voor den nacht : de twee wagens op een afstand van elkaar, de ruimte daartusschen vóór en achter afgespannen door een rij trekossen, en aan den buitenkant, vóór de rijen ossen, groote vuren tegen leeuwen en wolven; middenin de drijvers met de dieren voor de reserve en de proviand; daarnaast het roodgloeiend veldfornuis, waarop kanjers van barbeelen (*) in een pot dampend water.

De gids vertelde nog aan de paters en de broeders er om heen, hoe hij de inlanders de visschen had zien vangen : met hun werpspies mikten die boven water, en altijd raak. Hoe die dat berekenden..?

Maar zijn hoorders toonden weinig belangstelling.

En later kieskauwden zij het maal, of het hun niet smaakte.

En na het maal, als zij voor het slapengaan nog wat bij elkaar hurkten :

« De sterren komen laat vandaag », zei er een.

« Misschien veel boven-wolken », antwoordde een ander.

Verder stokte alle gesprek.

(*) De barbeel is een op den karper lijkende visch.

IHS