aarde... Zij hoorden lang vergeten liedjes, die zij zongen in het verre, verre land... Het land van hun mooie, jonge jaren... Het land van hun liefde en eerste geluk... Het land van hun vader, het land van hun moeder...

Nauw merkbaar sloeg het wijsje om, van weemoed-stemmend tot plechtig-gedragen... Salve... Salve Regina !

Dat joeg een schok door alle zielen, dat lied van hun vertrouwen, van hun geloof; zachtjes neuriede er een het mee, neurieden meerderen het mee, en het neuriën werd zingen met volle stem.

Het deed hun goed het arme hart eens vrij te kunnen openzetten, weg te zingen dat gevoelig gemijmer, en mannelijk zich meer bewust te maken hun godgevallig offerleven van iederen dag.

En zij zongen nog langt zongen daarna de litanie van Maria, zongen haar : O Sanctissima, en wat zij al meer aan moois kenden op hun lieve Moeder, wier naam hier nimmer weerklonken had, nimmer wellichtt hier meer weerklinken zou.

e

De gids stond onder dat zingen in denkend zwijgen tegen een der wagens geleund.

Of hem die kranige mannenzang ontroerde ?

Of hij zich vergeleek met die daar vóór hem, die alles edelmoedig verlaten hadden om het koninkrijk te verbreiden van hun geloof, met geen enkele andere belooning voor hun doodsverachtende daden, dan het leven in de eeuwigheid ? Hijzelf, soldaat van jongsaf, waar had hij voor gestreden en zich de onmenschelijkste ontberingen voor getroost ? Voor wat blinkende eeremedaille's ! En dan, als hij stierf, wat dan ? Zijn vrouw was katholiek, zijn kinderen had hij in haar godsdienst laten doopen. Dat had hij moeten beloven en had hij als man van eerewoord zonder weifeling gedaan. Zoo kende hij het geloof van zijn vrouw en kinderen, vond dat een rijk geloof. Hij wilde wel, en wilde niet... Maar alles er aan geven, wat je ouders je eens leerden ... Je kon je godsdienst niet van je wegschieten als een kogel uit je geweer. ...Dan, maakte die katholieke godsdienst je niet vrouwelijk ? Al die beeldjes en plaatjes ! ...Toch, daar kon het niet inzitten, want

IHS