— « Pakken ?.. Pakken !.. Gauw gezegd. De IJzersoldaat U weet toch natuurlijk ook wel wie tegenwoordig uw jacht afstroopt, hier vlak achter uw tuin, onder uw neus. Dat weet U drommels goed. Maar hem pakken, dat is andere peper !.. Nou, waarom zouden de Duitschers zooveel slimmer en rapper geweest zijn dan U, als diezelfde man in plaats van haasjes te stroppen, het in zijn hoofd krijgt iemand over de grens te helpen, vlak langs een pinhelm heen ? »

Wij hielden allemaal een oogenblik ons hart vast. Als er immers één puntje was, waar vader kitteloorig om kon worden, dan was het wel dit. Vier jaar lang zijn geweer te hebben laten roesten, verstoken onder een houtmijt. Hartstochtelijke jager, die zich moet opvreten van spijt als hij de witte konijnenstaartjes in benden over zijn hei ziet wippen ! En dan komt eindelijk de bevrijding : het geweer te voorschijn, de weitasch uit de kast. Maar jawel, overal stroppen op de jacht, hoe meer je er weg haalt, hoe meer je er vindt. En een geweerschot links in een dennenbosch, als jij rechts kijkt : stroopers !..

Een oogenblik fonkelde het dan ook in vaders blik. God, zou me dat een scène geven !.. Maar nee, Fik's lachende brutaliteit won toch het pleit. Wie kan nu uitvaren tegen een IJzerjongen, zóó uit de loopgraven terug ?

— « Zoo, zoo » zei vader slechts na een oogenblik, en hij dekte zich achter een rookwolk uit zi-jn pijp. « Zoo, zoo, dan is het Jan van Kee geweest, die je d'r over heeft geholpen ! Zoo, zoo !.. A propos, wanneer gaan wij eens samen jagen ? »

Van dien dag af was Fik geregeld komen opzetten. Niet dat hij bij Mijnheer Inde woonde. Hij betrok het Van den huize huis van zijn moeder zaliger. « Ik zorg wel voor mijn eigen. »

— « Doe wat je wil » zei vader, « je bent meerderjarig. Maar js weet dat je hier bij ons welkom bent. Je bent van den huize ! »

Dat was gemeend, zonder complimenten. En Fik maakte daar even ongegeneerd gebruik van : kwam eten als 't hem lustte, noodigde zich zelf op een jacht uit, als hij zin had.

En daar, op die eindelooze jachttochten door hei en dennenbosch — geur van hars om je heen, van wild in je weitasch,

IHS