kend voor. Hier op dezen rivieroever had hij als kind geravot. Daar, zie, werden de lijken verbrand van de overledenen uit zijn dorp. Hoor, daar klinkt de bel van den tempel : de brahminpriesler draagt in den naam van het dorp het morgenoffer op aan de goden. Eén gevoelen maar had hem nooit aangegrepen als nu : een pakkend leed om de onoverwinnelijke onwetendheid van zijn familie en allen die hem dierbaar waren...

Verstooten door moeder.

De twee jongens zijn aan wal gestapt. De eerste katholieken waarschijnlijk die op dezen oever hier stonden. De heele streek was door en door Hindoesch.

Joris voelde zich te afgemat om te voet te loopen. Er verliepen wel vijftien minuten eer ze een man vonden, die hem dragen zou tot aan het huis van zijn vader.

Wat een verrassende ontmoeting ! Even buiten het dorp stond zijn moeder. Ze had vernomen dat ze haar jongen een dezer dagen verwachten mocht. Haar moederliefde joeg haar, telkens als er een boot aankwam den weg op, dreef haar nu enkele stappen naar hem toe. Maar haar hoogmoed won het op den drang van haar hart. Ram, haar jongen, had niet geaarzeld haar, zijn moeder, te verlaten.

IHS