één voet verder mee te loopen. Dan halen de mannen de schouders op en laten haar los.

Het meisje keert naar haar dorp terug.

— Vader, geef den bruidschat terug, laat me naar de missie gaan en met Simon Kapata trouwen.

— Wat ! Hebt ge ooit in uw leven zulk een domme gans gezien ?

Wat meent die wel ? Dat hij zoo maar goedsmoeds in onmin zal vallen met den heer en meester van de heele streek ! Zich de dolle wraak van zoo 'n machtig heerschap op den hals zal halen !

Ah, neen ! Onmiddellijk zal hij den hoofdman op de hoogte brengen van haar koppigheid, van haar weerstand...

Veel ruzie en geharrewar in het dorp dagen en weken 'ang, dreigementen en smaad. Madila wacht lijdzaam. Die orkaan drijft wel over, denkt ze.

Op de missie.

En inderdaad, een tijdje later komt ze op de missie aan om er maanden te verblijven.

Ze gaat gedoopt worden. Maar met wien zal ze trouwen ? Simon Kapala kan het niet wagen, voor de ruzie bijgelegd is. Den bruidschat betalen wil hij wel, maar aan wien ? Trouwen met een meisje tegen den wil in van haar ouders, wat een gevaarlijke toekomst én voor hem, én voor haar, én voor hun kinderen ! In zulke gevallen spelen ze hier met vergift en andere middeltjes, die je naar de oudvaders brengen. Bloedverwantschap geeft dan geen veiligheid. Dus eerst een minnelijke schikking getroffen met de familie van het meisje. Daarom zal Madila enkele weken op verlof gaan bij vader thuis en Simon inmiddels zijn hopelijken schoonvader eens opzoeken.

Gemakkelijk wordt het vergelijk niet getroffen, maar ten slotte zwicht de vader in zijn gemoed voor de vastberadenheid van zijn dochter. Uitdrukkelijk zijn instemming geven, neen, dat niet ! Die uitdrukkelijk weigeren kan hij ook niet. Hij neemt zich voor haar aan haar lot over te laten.

Madila komt terug naar de missie, wordt gedoopt, en... Ja,

IHS