de Arya Somai, de machtige organisatie dergenen die zelfbestuur opeischen voor Indië en hun haat tegen al wat uitheemsch is, hoofdzakelijk uitwerken tegen vreemde godsdiensten. Wij zijn westerlingen, wij zijn katholieken, redenen te over voor de tahsildars om op ons gebeten te zijn.

Ten tweede — en hierin ligt wel de grondoorzaak waarom ze ons niet kunnen luchten — wij staan hun schraapzucht in den weg. Uitzuigers van het arme volk, dwingelanden die de kleine lui overladen met karwei en al hun centen afpersen, voorzagen zij wel dat wij, missionarissen, de verdediging der Verdrukten zouden opnemen. Al onmiddellijk beproefden zij door lasterpraatjes en leugens van alle kaliber ons uit hun gebied te weren. Zij maakten de Bhuia's

wijs, dat wij onze bekeerlingen dwingen mee te eten van ons voedsel en met lieden uit andere kasten te trouwen, ja, dat wij hun meisjes zouden misbruiken enz., kortom dat zij het beetje kaste, dat zij nu bezaten, er nog zouden bij inschieten.

De Bhuia's staan hun man.

Zij spuwden al hun zwadder op ons uit. Tevergeefs. De Bhuia's lieten zich niet ompraten. Dan maar dreigen met het dolste eerst, als het maar inslaat : « Kortelings bevrijdt ons de swaraj van den Brit, dan slaan de christenen op de vlucht of wij dat gepeupel den kop af. Laat u maar doopen, ge kunt het oogenblik niet beter kiezen ! » Deze slag was goed berekend. Onze weinig ontwikkelde en erg lichtgeloovige Bhuia's stonden met schrik geslagen. Wat al meetings moesten wij alom in de dorpen beleggen om die brave lieden gerust te stellen.

Onze pasbekeerden bleven ondanks laster en dreigementen hun

H IHS