CRAINT LA CHALEUR

□OOR P. J. DE CEULAER. S. J.

In Vlaanderen liggen nog veel doodenakkers rondom de kerken midden onder de levenden, die daardoor in 't voorbijgaan als vanzelf de afgestorvenen indachtig zijn.

De zwarten ook begraven hun overledenen dichtbij de dorpen en besteden aan die woonplaatsen van hun voorvaderen op zijn minst zooveel zorgen als aan hun eigen dorpen.

Onlangs moest ik voorbij zulk een begraafplaats. Scherven, brijzeis en diggelen van potten en pannen, flesschen en kruiken overdekken er den grond. Boven een paar graven rijst schots en scheef een kruis. « Daniël Loebamboe » staat er op een te lezen in... drukletters op zijn negersch. Requiescat in pace, bad ik bij me zelf. Dien braven sukkelaar had ik nog gekend. Ook het andere kruis droeg een opschrift, maar zóó weg gebrand door de zon, zóó uitgelikt door den regen, dat ik van op een afstandje nog amper merken kon, dat de letters zeer regelmatig werden geschilderd; zóó regelmatig dat plots het idee bij mij opkwam, dat hier wellicht het lichaam van een blanke ter aarde werd besteld.

Den volgenden morgen — was ik in mijn nieuwsgierigheid niet een beetje vroeger de baan op ? — sta ik stil voor het bewuste letterraadsel, als een tweede Champollion voor zijn hiëroglyphen.... Ge hadt me moeten zien staan !... Maar vooral hadt ge me een paar minuten later moeten zien lachen, schudden van het lachen, lachen om er én een breuk én een bult én een ongeluk van op te doen.

Weet ge hoe die doorluchte doode heette ? « Craint la chaleur » (kan niet tegen de warmte). !

Waar halen ze 't die negers P Wel, die het kruis plantte, had een plank van een kist uit Europa met een druksel daarop, hij kon niet lezen en wie hier voorbijkomt al evenmin. De tekst zelf had dus geen ziertje belang, wel dat de letters zoo netjes gevormd waren !

IHS

É