II. - KENMERKEN

Godsdienstige kunst.

Wie in het vorige nummer van Jezuïetenmissies onze schets heeft gelezen : DE GESCHIEDKUNDIGE ONTWIKKELING VAN DE KUNST IN VOOR-INDIE, hem is het voorzeker opgevallen dat dit artikel alleen tempelgebouwen en godenbeelden vernoemt. Gelijkerwijze zal alwie een museum van Indische kunst doorloopt, er onvermijdelijk door getroffen worden dat, daargelaten wat klaarblijkelijk op Mohammedaanschen invloed wijst, uitsluitend goden en beeld- en beitelwerk, dat bij tempels hoort, staan tentoongesteld.

De oude Indische bouwmeesters hebben wel sierlijke huizen en prachtige paleizen opgetrokken, maar het weinige wat daarvan overblijft, verdient, vergeleken bij het menigvuldig godsdienstig materiaal, maar amper een vermelding. Kenschetsend is het anderzijds dat tempels nagenoeg nooit, paleizen en prachtgebouwen, ook die van zuiver Indische vorstenhuizen, ongeveer altijd onder Mohammedaanschen invloed staan.

Anonieme meesters.

Nagenoeg uitsluitend ten bate van den eeredienst gesteld, blijft de Indische beeld- en bouwkunst meteen haast heelemaal anoniem. De kunstenaars die deze meesterlijke beelden uit de steenbrokken hebben gehouwen, de bouwmeesters die deze pracht van tempels uit den grond hebben getooverd, vermoedden wellicht nimmer dat in den loop der tijden ooit iemand naar hun naam zou vragen.

Zij werkten volgens vaste regelen, door hun voorgangers nagelaten, eertijds door de goden zelf, zoo heette het, geopenbaard. Wel leidde deze volgzaamheid tot een zekere standaardisatie, waardoor eeuwenlang onveranderlijk eendere beelden werden gebeiteld, en aldus tot stilstand en gelijkvormigheid, waar onze westersche opvatting opgang en verscheidenheid aan de kunst on-

IHS