aen alleen vrouwen op.) Zijn repertorium loopt evenwijdig met dit der poppenspelen.

Daarnaast bestaan ook maskerspelen, DE TOPENC.

De beschaafde topèng, de topèng dalang, een pantomine uitgevoerd door gemaskerde spelers, terwijl een dalang de rollen opzegt, is even oud als de wajang en ontleent zijn stukken aan de Pandjiverhalen. Aan den binnenkant van het masker is een boogje van hout of rotan, of een lederen riempje bevestigd, waarmee de stomme speler het geschilderde of vergulde houten masker in den mond vasthoudt. (In het vervaardigen van expressieve maskers zijn de Javanen ware kunstenaars.)

De straat-topèng, door rondreizende spelers vertoond, zijn geïmproviseerde kluchten, waarbij gezongen en gedanst wordt en ook wel grime de maskers vervangt.

De barongan — geen eigenlijk tooneel meer — zijn vertooningen van bijzonder komische kracht, bij feesten en optochten in gebruik, waarin maskers en vermommingen van bestaande of fantastische dieren gedragen worden door daarin of daaronder verborgen mannen.

Over de Javaansche DANSEN.

zou een heel artikel te schrijven zijn. Bij de volken van Ned.Indië is de oorspronkelijke beteekenis van een dans nog overal te herkennen, als de rythmische uitbeelding nl. van extase en emotie gewekt door godsdienstige gevoelens, door krijgsvuur, door de liefde of door ontroeringwekkende gebeurtenissen in het leven. (Later spelen de schoonheidsdrang en de zucht tot vermaak de hoofdrol.) Java kent danseressen, die in den regel tevens zangeressen zijn, gekenmerkt door bevallige rythmische, rustige bewegingen van armen, handen en lendenen, en bepaalde lichaamsstanden, waarbij de voeten weinig worden bewogen. Van geheel anderen aard zijn de corps de ballet van de hoven van Soerakarta en Jogjakarta, jonge adellijke meisjes en vrouwen, die allerbekoorlijkst gedanste legenden uitvoeren (de serimpi- en beda;adansen).

IHS