iloor verdrukkingen ingaan (5), door lijden verheerlijkt worden, door verdragen heerschen en in den dood zelfs nog leven zal ((>)?!

Doch genoeg Ier aanwijzing van de uitnemende vruchten, die de Christelijke strijder aan deze zijde des grafs reeds genieten kan, zoodra hij'meester begint tc worden over zich zeiven en dc wereld. Vatten wij zc alle tc zamen, die volharding, welke zoo heerlijke en boven de wereld verheffende hoop kweekt, die onafhankelijkheid en vergenoegdheid met opzigt tot het genot en bezit der wereldsche goederen, die zelfstandigheid van geest met betrekking tot Treemden invloed; en verbinden wij hiermede dc straks genoemde ontheffing van de wet der zonde en des doods; — dan zien wij het zoo klaar immer mogelijk, hoe strijd en verlossing onafscheidelijk gepaard gaan, zich in één middenpunt vereenigen en uitloopen in dat groole doeleinde der geheele Evangelische heilsvcrordening, de vrijheid der kinderen Gods.

Terwijl van het leven in dezen verhevenen staat de kiem aan deze zijde des grafs zich ontwikkelt en opschiet, gevoelt men zich aanvankelgk reeds en hoe langer zoo meer verhoogd en verheugd. Maar wal zal het niet zijn, wanneer dat leven hier namaals volkomen zal geopenbaard en geheel zal gesmaakt worden?! (6).

De heerlijkheid dier openharing en de zaligheid van dat genot mag men wel in den naauwcren zin de uitkomst van den goeden strijd noemen. Het is die laatste beslissing, welke paulus ons met de le-

(6) Hand. XIV : 22. 2 Thess. 1: 5. (6) Rom. Vilt: 17. 2 Tim II; 11, 12.