bespiegeling, die vreemd en bijzonder daar slaal in de anders zoo eenvoudige, geschiedkundige Evangelieën. — Het zal daarom noodig zijn, de reden van deze handelwijze van johannes na te sporen.

En dan is het eerste, wat ik hier opmerk, dat johanhes hier geene wijsgeerige bespiegeling heeft ter neder gesteld. Hoeveel aanhalingen uit philo en andere gelijktijdige en vroegere Schrijvers door de Uitleggers bij deze eerste 18 verzen van johasnes boek worden bijgebragl, om te deen zien, dat de Evangelist hier den tgdgeest heeft gehuldigd en heeft gephilosopheerd, daar hij had behooren te verhalen; wal men spreke over de overeenkomst van de woorden Logos, leven, licht, wereld, kinderen Gods, Zone Gods, Eengeboren, genade, waarheid enz. bij johahnes en philo : — uit alles blijkt nog niels meer, dan dal de Evangelist het spraakgebruik, 't welk bij de Wysgeeren dier eeuwe wordt gevonden, heeft nagevolgd; in geenen deele, dat hij hunne denkbeelden heeft overgenomen. Dit heeft hij niet. Philo schijnt slechts bij oppervlakkige lezing hetzelfde geleerd te hebben; inderdaad is het bij hem nog maar persoonsverbeelding, als hij over den Logos of Zoon van God spreekt, gelijk reeds daaruit blykt, dat philo zelfs geen' persoonlijken Messias aanneemt. Doch ik kan dit hier niet bewijzen (3*). Het blijkt

(3*) Dit laat ik aan een' ander' over, b. v. aan iemand, die er eene doctorale Dissertatie over zou willen schrijven. Alleen merk ik nog op, dat, ook indien philo en anderen op liet denkbeeld van een middelpersoon bij de schepping en voorzienigheid waren gekomen, dit geen blijk zou zijn, dat het denkbeeld niet als waar kon beschouwd worden. Of is het Monothcïsmus cn de onsterfelijkheid des menschen en zoo menig ander denkbeeld onwaar , dewijl de denkende geest des menschen het gevonden