ring. — Niet alle vervolging is berispelijk. Dit leert «Ie Schrift (Ps. Cl: 5. XVIII: 38 en anderen). De ( vervolging is prijselijk, zoo zij terughoudt van het' geen slecht en ongeoorloofd is , en de male der bestraffing de maat der overtreding niet te boven gaat. Daar de Donatisten zich van de Kerk afgescheiden hebben, en zich tegen haar verzetten, moet de vervolging, tegen hen aangerigt, regtvaardig genoemd worden. Maar is het den Katholijken wel geoorloofd, anderen tot hun geloof te dwingen? Niemand, het is zoo, wordt tegen wil en dank tot het geloof gedwongen ; maar God pleegt de ontrouw met den geesel der rampen te kastijden, opdat de mensch verbeterd worde en leve. Niemand kan gedwongen worden, om het goede te begeeren, maar wel kan het kwade bedwongen en |de mensch lot berouw en boete gebragl worden. Ook houdt de vrees voor straf de booze begeerte althans binnen den ringmuur der gedachten. De Christelijke Vorsten hebben regt om de ketters en scheurmakers te straffen (verg. Rom. XII: 1 , 2). Zullen de overige misdrijven en euveldaden door de wellen der Overheid gestraft, en zal de heiligschennis alleen niet gestraft worden? De Koningen kunnen daardoor, dat zij Koningen zijn, God dienen op eene wijze, zoo als zij, die geene Koningen zijn, dat niet kunnen. Zij moeten diegenen straffen, die zich aan den wil van God niet onder- • werpen, en zorgen, dat niemand ongestraft oproer slichle tegen de Kerk. En dit alles nu doen de Katholijken niet, om de Donatisten kwaad aan te doen, maar uit liefde, dat zij niet zullen verloren gaan.

IV Hoofdstuk. Oordeel over het gevoerde geschil, en over des zelfs invloed op het Christendom.

Daar dit Hoofdstuk als 't ware den korten inhoud

1841. o