der drie vorige Hoofdstukken en de slotsom van het geheel bevat, en voor onze Lezers hel meest belangrijk is, nemen wij de moeite, het hier geheel vertaald af te schrijven.

I Afdeeling. Oordeel over het gevoerde geschil.

» Campegius viTRirtGA, allezins naar waarheid en op eene den grooten man waardige wijze over dit geschil oordeelende, zeide: »Er zijn hier van beide kanten dingen, die verdienen geprezen te worden, er zijn ook, die moeten afgekeurd worden en die een gestreng onderzoek niet kunnen doorslaan. En zoo wij zel\e ons hier niet bedriegen, dan is, wat ook anders dikwijls plaats heeft, het ware met het valsche vermengd."

§ 1. Het geschil over het kenmerkende teeken

der ware Kerk.

» Met regt en naar waarheid drongen de Donatisten cr op aan, dat de belijders van Christus heilig moesten wezen. Doch zij vervielen tot eene grove dwaling, als zij het karakteristiek teeken der ware Kerk vaststelden. Dit toch beweerden zij dat in volkomene heiligheid bestond; zij beweerden, met andere woorden, dat de Kerk van Christus uit louter heiligen bestond. Weshalve ook, naar hun gevoelen, de eigenschap der heiligheid verloren ging, indien er zondaren in derzelver gemeenschap geduld werden, dewijl anderen door hen werden aangestoken. Daarom drongen zij op de toepassing eener gestrenge Kerkelijke tucht aan, geleid door hun beginsel, dat in de uitwendige Kerk de goeden door de uitwendige gemeenschap met de boozen besmet worden. Deze dwaling nu heeft augustinus in het licht gesteld; teregt bewijzende, dat de goeden door de uitwendige gemeenschap met de boozen geenzins besmet worden,