Vader hem Irekke, die daartoe de prediking van het Evangelie bexigt; dat men tot Hem komen, zich aan Hem vastsluilen, Hem aannemen moet; dat men vooral zijne ziele op rijn kruisigden te vestigen heeft, om daaruit te leeren, niet meer het vergankelijke te zoeken, maar het hoogere in 7.ich te voeden, opdat men van het verderf verlost worde. Dit laatste drukt jezus, met terugslag op zijne beeldspraak omtrent zich zeiven, met deze woorden uit: die mijn vleesch eet en mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven. Uit die toeëigening zijnes doods, zegt Hij, ontspruit de naauwste vereeniging met Hem: die blijft in mij en ik in hem: welke gemeenschap het genot van al zijn heil insluit. Wanneer wij dit gesprek bij johapwes lezen, dan verwondert ons de veelmaal behandelde vraag onder de Godgeleerden niet, in hoeverre de Heer daarbij aan de instelling van het heilige Avondmaal gedacht hebbe (4). Waarschijnlijk dacht de Heer op dat oogenblik geheel niet aan het Avondmaal. Nogtans zouden wij de Avondmaalsviering eene levende afbeelding van dat gesprek kunnen noemen. Ik meen, veiliger kan men niet, dan de instelling zijner gedachtenis in haren aard en hare beleekenis uit haar zelve te verklaren, en daarna die verklaring te toetsen aan het overige eigen onderwijs van den Zaligmaker.

Het zinnebeeldige des Avondmaals moeten wij dan niet uit ^ïet oog verliezen. Het was geheel in den geest van jezus , om eene symbolische plegtighcid ten blijvenden gebruike te verordenen. Nog denzelfden avond stond Hij op van den disch, legde zijn opper-

(4) Daarop liet bijsonder de Disputatie van tischebdom.