beschuldigden zij Iieni toen met die zware beschuldiging van Godslastering, omdat Hij zich zei ven Gode gelijk maakte — hoe zegevierend verdedigde Hij zich daartegen en begeerde volstrekt niets anders , dan dat zij Hem van vvege de «erken, die Ilij deed, zouden gelooven (2). Ja, Hij plagt het steeds luide te verklaren, gelijk johahnes aan het slot van zijn berigt van 's Ileeren openbaar onderwijs ons van Hem mededeelt, ook met dat doel, zoo het schijnt, om Hem vrij te waren van alle verdenking, alsof Hij zelf op eenigerhande wijze regtmalige aanleiding zou gegeven hebben tot zijne verwerping (3) : » Die in mg gelooft, gelooft niet in mij , maar in Hem , die mij gezonden heeft. Ik ben een licht in de wereld gekomen , opdat een iegelijk , die in mij gelooft, in de duisternis niet blijve. En indien iemand mijne woorden gehoord en niet geloofd zal hebben, ik oordeel Hem niet, want ik ben niet gekomen, opdat ik de wereld oordeele, maar opdat ik de wereld zalig make. Die mij verwerpt en mijne woorden niet ontvangt, heeft, die hem oordeelt: het woord, dat ik gesproken heb, dat zal hem oordeelen ten laatsten dage. Want ik heb uit mij zeiven (op eigendunkelijk gezag) niet gesproken: rnaar de Vader, die mij gezonden heeft, die heeft mij een gebod gegeven, wat ik zeggen en wat ik spreken zal. Eu ik weet, dat zijn gebod (al v\at Hij mij gebiedt te spreken) het eeuwige leven is (u , indien gij het aanneemt, een oorzaak van eeuwig leven). Hetgeen ik dan spreke, dat spreek ik alzoo, gelijk mij de Vader gezegd heeft." Doch, zij wilden tot Hem niet komen , opdat zij het eeuwige

(3) Joli. X : 33—38. 1841.

(3) Joh. XII: 4-!—.

17