en vatbaarheid verkrygen kan, maar ook het voornaamste oogmerk mag heeten van de verschijning van Gods Zoon in de wereld.

Aan een streven naar helder inzigt in deze gewigtige zaak heeft het wel nimmer ontbroken. Eeuwen lang hebben scherpzinnige en diepzinnige mannen de zorgvuldigste en ijverigste nasporingen gedaan naar het wezen, de werking, de uitstorting, de gaven en wat overigens nog tot het leerstuk des heiligen geestes moge behooren; — maar desniettemin is en blijft men het dienaangaande tot op den huidigen dag, zelfs in de hoofdpunten, oneens met anderen en misschien naauwelijks eens met zich zeiven. De teederheid en moeijelijkheid dezes onderwerps zal dus wel aan deszelfs hoog belang geëvenredigd zijn.

Vraagt men naar den grond hiervan; mogelijk is het, dat het deksel, dat hier de waarheid belet te aanschouwen , alleen ligt op het aangezigt des onderderzoekers , die door zinnelijke of wettische denkwijze volstrekt onbekwaam is, om te begrijpen, hetgeen de Heilige Schrijvers aangaande de dingen des geestes uit eigene ervaring mededcelen; — doch te ontkennen valt het evenmin, dat er in het Nieuwe Testament zelve nopens het bewuste onderwerp bij eenheid ook in het oog loopende verscheidenheid van voorstelling ' heerscht, eene verscheidenheid, die uit haren aard niet gemakkelijk te vereffenen is en zeer ligt tot eenzijdige en uileenloopcnde opvattingen aan-r

leiding kon geven.

Of wiens aandacht kan het ontglipt zijn, dat er nu eens van den heiligen geest gesproken wordt als van eene lioogere kracht, die van buiten op den mensch werkt, dan eens als van eene kracht, die innerlijk den mensch bezielt, ja een eigen vermogen,