Van de mij bekende nieuwere werken over dit onderwerp zijn die der vier aan het hoofd dezes genoemde Schrijvers mij de gewigligste voorgekomen. Het is bij geval, doch niet onbelangrijk, dat de eerste een Duilscher is, de tweede een Nederlander, de derde eeiĀ»- Franschman, de vierde (door inwoning en zin) een Belg, zoodat wij in hen in zekeren zin de vertegenwoordigers van vier volken kunnen zien. Ook is de. godsdienstige belijdenis en stand zeer ongelijk. Graser is oorspronkelijk een Katholijk Geestelijke, doch sints jaren een Schulman, gelijk onze naburen zeggen, een man, die met lust en zin en ook wat zijn' uiterlijken werkkring betreft, alleen voor het schoolwezen leeft. Vak heusde was, gelijk wij weten, van ganscher harte Protestant, wijsgeerig-geschiedkundige van aanleg en studie, Hoogleeraar van beroep. Cousin is Roomschr Katholijk van afkomst en uiterlijke belijdenis, van geest en strekking Wijsgeer, van beroep Hoogleeraar en Beambte bij het Ministerie van Onderwijs, of ook een tijdlang zelf Minister (in 1840, onder het ministerie thiers). Van bommel eindelijk is van geheeler harte Roomsch, was voorheen Onderwijzer in een Seminarium te Velzen, en is nu Bisschop van Luik. Aan verscheidenheid van inziglen zal het dus wel niet ontbreken; maar zoo cr punten van gewigt mogten zijn, waarin deze zoo verschillende mannen zamenstemmen, kunnen wij wel haast vermoeden, dat alleen de kracht der waarheid hen heeft kunnen doen overeenstemmen.

Dat ik in de orde, die ik reeds bij hunne personen volgde, ook hunne denkbeelden zal mcdcdeelen, heeft eenen dubbelen grond, ccnen geschiedkundigen en eenen wijsgeerigen. De geschiedkundige is, dat de werken, waaruit ik die denkbeelden zal doen