dierlijke drift en der zelfzucht, blieven naar het goddelijke leven, vereeniging met jezus en met de menschen, als kinderen van God en broeders van Christus heerschend zijn. Deze Kerk, hoewel ééne, » kan nationaal - onderscheiden zijn; want de Staat moet de godsdienst mede opnemen in zijne aangelegenheden" (I. 115). »Üj moct even als hartelijke vereeniging aller menschen in de verschillende Staten, zoo ook de algemeene vereeniging der Christenen, indien deze in verschillende Kerken gescheiden zijn, zoeken te bereiken" (i. 119).

De opvoeding nu moet, om een goddelijk leven van allen in Staat en Kerk te grondvesten en te bevorderen, ieder rnensch naar zijne eigenaardigheid ontwikkelen en vormen , opdat hij die plaats in beide inneme, voor welke hij het geschiktste is. Dus moet, daar in de openlijke opvoedingsinrigtingen geene vorming van elk bijzonder •persoon op zich zelf kan plaats hebben, evenwel door deze eene naar de verschillende standen gewijzigde opleiding bewerkt worden.

De standen zijn bij graser drieërlei, volk, adel en Regent. Het volk is hem als 't ware het ligchaam des Staats, de adel de geest, de Regent het vercenigingsbeginsel. Volk is hem dus de landbouwerhandwerker- en (kleinere) handel-stand. Adel neemt hij in ruimeren zin voor den stand der geleerden, der beambten, der regters en der krijgslieden. Voor een' derden stand den Regent, den persoon des Hertogs of Konings, te nemen, kon slechts in het monarchische Duitschland plaats hebben. In Nederland levende, had graser zekerlijk de Overheid geschreven. Deze drie standen nu hebben allen dezelfde vier hoofddeugden noodig, die der waarheid, geregtigheid, liefde en schoonheid (of harmonie van het