aanleering van een handwerk of ander beroep, en kan slechls weinig tijds tot verdere opvoeding ia scholen afdonderen; maar behoort dit toch eenige uren daags te doen in de reaal- of hoogere burgerscholen (bij ons in herhalingsscholen en katechisatieën); de adel gaat dan tol de gymnasieën over (onze middelbare, Fransche en Latijnsche scholen , die iiu , hier en daar ook in Nederland, vereenigd onder den naam van gymnasieën voorkomen). Naar de onderscheidene behoefte van eiken stand moet nu ook het Christelijk leven worden aangekweekt; zoodat hel op den vroeger gelegden grondslag voorspoedig in kracht en ontwikkeling kunne voortgaan.

Ditzelfde geldt van den vierden leeftijd, dien des aanvankelijk volwassenen leeflijds, van ongeveer 15 lot 18 jaren De volksstand verlaat dan de scholen voor goed. Doch deszelfs leden moeien voor hun beroep door de gilden en hel verlaten der ouderlijke woning (om op het ambacht te «eizen of te gaan dienen) verder worden bereid, terwijl de Kerk (in Duilschland heeft de aanneming lol leden der Kerk in alle gezindten reeds van 12 tot 15 jaar plaats) door doelmatige godsdienstoefeningen hun onophoudelijk hunne levenspligten op het harte drukt. De adel blijft ook in dezen leeftijd nog op scholen en inriglingen, vooral gymnasieën, welke dezelve lot bekwame beambten en lot edele menschen tevens moeien vormen.

Eene van de belangrijkste bijzonderheden in graser's voortreffelijk geschrift is zijne beschouwing der gymnasieën en van de godsdienstige vorming, welke op dezelve behoort plaals le hebben. Kei zijn hein niel, gelijk men voorheen meende, Latynsche scholen, of