ilat alles noch botgevierd, noch met geweld tegengegaan moet worden, maar geleid eu bestuurd. Dit nu is de moeijelijke laak, die de opvoeder op de middelbare school heeft tc vervullen. HU moet (bl. 106-124) den geheelen knaap beschaven en met opzet zijn karakter vormen en bevestigen. De leerstof moet zijn, dal hij hem overbrenge in den leeftijd des menschdoms, die met den zijnen overeenkomt (bl. 115), di en van Griekcnlands en R.ome's bloei, dus in het vaderland der beschaving, der kunsten en letteren (bl. 117). In dal land moet hij worden gebragl en wordt hij ook werkelijk gebragl op Fransche zoowel, als op Latijnschc scholen; hoewel op de laatste volkomener, dewijl hier ook de oude talen worden beoefend ; de oude doode laleu! maar die »onsterfelijk zijn en eeuwig jeugdig, de talen, waarin homerus gezongen, demostueses en ciceiio gesproken, plato geschreven heeft! Jeugdig en onsterfelijk , als de geest, die in die zangen en schriften nog ademt en leeft!" (bl. 152). Doch vooral moet ook de godsdienstzin en het godsdienstig gevoel in dien tijd verder worden opgewekt, en bij het lezen der schriften van de klassieke letterkunde hel lezen van het heilig Bijbelboek worden gevoegd (bl. 124). Maar zal door dit eene en andere het karakter werkelijk gevormd worden, dan moet reeds op deze scholen , ten minste op de gymnasieën, de wijsgeerige zin, het eigen nadenken en uilvorschen van 't geen goed, schoon en waar is, worden opgewekt en gescherpt, waartoe de schriften der Ouden zoo gerccde aanleiding geven (bl. 123). Daarbij loch kan de onderwijzer uitlokken, ontwikkelen, versterken al wal in de jeugdige geesten ligt (bl, 133). Sockaïes zelf wekte »al pratende en schertsende, in jong en oud , in het tegenwoordig?