de dooden opgewekt! Gij hebt den Heilige en Reglvaardige verloochend, den Vorst des levens hebt gij gedood! De zaligheid is in geenen anderen!" (1). Zij treden op en verkondigen Hem als den Zaligmaker, en zelfs bij het verbod, met strenge bedreigingen gepaard, om van jezus niet meer te spreken, deinzen zij niet terug; maar hunne moedige taal is: »Oordeelt gy, of het regt is voor God ulieden meer te hooren dan God? Want wij kunnen niet laten te spreken, hetgeen wij gezien en gehoord hebben" (2). Werpt men hen in de gevangenis, door Gods arm bevrijd staan zij weder den volgenden dag in den tempel en spreken de woorden des eeuwigen levens (3). En weder voor den Joodsehen Raad gebragt, blijven zij volharden bij hunne verklaring: » Men moet Gode meer gehoorzamen dan den menschen" (4). En zij bleven voortprediken met moed en kracht, al werd ook een stefanus door steenen verpletterd, een jacobus door het zwaard gedood, een petrus ter toekomstige doodstraf in den kerker geworpen; het vuur der vervolging verteerde hun geloof en hunnen yver niet, maar stookte in hen een' nog heviger' gloed van geloof en van liefde. Zij hadden nu toch geleerd in geestelijke gemeenschap met jezus te leven, en waren zij vroeger gehecht aan zijne persoonlijke tegen wooidigheid, zoodat zij Hem niet konden verlaten en zijn ligchamelijk bijzijn niet konden missen (5) ■ nu hadden zij Ilcm lief, hoewel zij Hem niet zagen (6);

(1) Hand. IV: IC—12. (2) Iland. IV : 10 , 20.

(3) Iland. V: IS—21. (4) uaild 2Ö.

(5) Mare. I: 36 volg. lur. IV: 42.

(0) 1 Petr. I: 8.

1841. 30